Blog post #2

Afghanistan toont noodzaak van een ander contraterreurbeleid

27 augustus 2021

Foto door Somchai Kongkamsri op Pexels.com

Met de machtsovername van de Taliban in Afghanistan zijn twee decennia van westerse interventie in het land op niets uitgelopen. Voor militairen die hun leven hebben geriskeerd, en hun maten hebben zien sneuvelen, is dit een bittere pil. Aan hun inzet heeft het niet gelegen, maar de opeenvolgende Afghaanse missies waarin zij dienden, vonden plaats in een problematische politieke context. In Uruzgan moest er wederopgebouwd worden zonder dat er vrede was, en in Kunduz werden politiemensen opgeleid zonder dat er een rechtsstatelijk kader bestond waarbinnen deze konden functioneren. Het politieke stelsel dat door de interventie was bewerkstelligd was daarbij volledig afhankelijk van de aanwezigheid van buitenlandse troepen. 

Deze problemen zijn voor een groot deel veroorzaakt door de beslissing van de regering-Bush na 11 september 2001 om niet alleen achter de zich in Afghanistan bevindende Al Qaeda-leiders aan te gaan, maar ook het Talibanbewind omver te werpen, ook al hadden de Taliban zich nooit tegen het Westen gericht. Men wilde in Afghanistan een democratie naar westerse snit opbouwen. Dat dit een utopie was, is inmiddels wel duidelijk. Ook in Irak heeft het Westen de les geleerd dat democratie niet gewapenderhand kan worden geëxporteerd.  

Maar er is nog een andere les te trekken uit de gebeurtenissen in Afghanistan, en die gaat over het bestrijden van terrorisme met militaire middelen. De inval in Afghanistan betekende in 2001 immers het startschot van de ‘war on terror’, die ook in Irak gevoerd zou worden, en later ook in Syrië tegen IS. Ook speciale operaties en dronebombardementen in een groot aantal andere landen waren en zijn onderdeel van deze oorlog tegen terreur. Verscheidene Al Qaeda-leiders werden uitgeschakeld, maar anderen wisten te ontkomen en nieuwe leiders stonden op. Het jihadistische gedachtengoed werd geenszins verzwakt. Nieuwe extremistische groepen ontstonden, zoals Islamitische Staat. 

Het lijkt er sterk op dat het jihadisme door de oorlog tegen terreur juist een impuls heeft gekregen. Terrorisme is provocatie; door aanslagen hoopt men aandacht te generen, angst te zaaien, en de tegenstander een harde reactie te ontlokken. Zo kan die tegenstander als onderdrukker worden afgeschilderd en kunnen gematigden in het eigen kamp worden getrokken. En precies zo ging het na 9/11. De oorlog tegen terreur maakte honderdduizenden slachtoffers, merendeels burgers, en vele miljoenen mensen raakten ontheemd. Deze slachtoffers zijn vooral moslims, die ook al meer dan wie ook te lijden hebben onder het geweld van jihadisten. Deze enorme humanitaire schade, en de stilte erover in het Westen, heeft bijgedragen aan de radicalisering van jongeren in zowel de getroffen gebieden als in het Westen zelf. Aanslagplegers en Syriëgangers hebben met regelmaat aangegeven te handelen uit boosheid over het westerse geweld in het Midden-Oosten. 

In Afghanistan en Irak leidden de invasies tot burgeroorlogen, en die brachten een sterke toename van terrorisme met zich mee. De landen staan al jaren op nummer 1 en 2 van de Global Terrorism Index van landen waar de meeste terrorismeslachtoffers vallen. De oorlog in Irak leidde tot de opkomst van IS. De latere bombardementen op die groepering hadden op de korte termijn wel effect, maar IS ging ondergronds. In de tussentijd breidde het zijn actieradius sterk uit. In tientallen landen, met name in Afrika maar ook in Afghanistan, zijn nu groepen actief die gelieerd zijn aan IS of zich daarmee identificeren. 

Militair geweld heeft in Afghanistan en elders dus niet tot minder, maar juist tot meer terrorisme geleid. Ook eerdere ervaringen met terrorisme, zoals dat van de IRA in het Verenigd Koninkrijk, hebben laten zien dat geweld het probleem maar zelden oplost. Slechts 7% van de terroristische campagnes in de recente geschiedenis kwam door militaire middelen ten einde. Nodig is een politieke oplossing, hoe omstreden het ook is om met terroristen te praten. In Afghanistan bereikte men dat inzicht pas veel te laat. Toen waren er al vele slachtoffers gevallen en hadden de Taliban zich steeds verder versterkt. De gesprekken die de VS met de Taliban voerde waren bovendien enkel op de terugtrekking van de Amerikanen gericht. Men miste de kans om aan te haken bij de onderhandelingen tussen de Afghaanse regering en de Taliban over een politieke oplossing. Toen de terugtrekking van de westerse troepen aangekondigd werd, had de regering nauwelijks een onderhandelingspositie meer. 

Het is begrijpelijk dat de VS na de grote schok van 9/11 hard wilden terugslaan. Maar het land had vermoedelijk meer bereikt als het zich niet had laten provoceren. Beter was het geweest om de eigen Midden-Oostenpolitiek kritisch tegen het licht te houden, inclusief de bondgenootschappen met Saoedi-Arabië en Pakistan. De meeste 9/11-kapers waren immers Saoedi’s, net als hun leider Bin Laden. In Saoedi-Arabië wordt extremistisch gedachtengoed in scholen gedoceerd en actief geëxporteerd. De Pakistaanse geheime dienst steunt al decennia de Taliban en liet toe dat Al Qaeda-leiders zich in Pakistan vestigden. Daarnaast hadden de duizenden miljarden dollars die de oorlog tegen terreur heeft gekost wellicht een bijdrage kunnen leveren aan het tegengaan van kansenarmoede en werkloosheid onder jongeren in het Midden-Oosten en Centraal-Azië. Die speelt namelijk een grote rol in de beslissing van jonge mannen om zich aan te sluiten bij jihadistische strijdgroepen als de Taliban. 

Al met al is er, bijna twintig jaar na 9/11, genoeg aanleiding voor een nieuwe koers. Het is zaak om realistischer te zijn over de mate van politieke verandering die via militaire interventie kan worden bereikt, en meer oog te hebben voor de ongewenste gevolgen daarvan. In veel gevallen kunnen de middelen en energie beter worden ingezet voor het uitoefenen van politieke druk, in het Afghaanse geval bijvoorbeeld op Pakistan, en in de zoektocht naar oplossingen voor de elkaar overlappende conflicten in de regio. Ook is het van belang om te blijven investeren in de ontwikkeling van landen als Afghanistan, met name op het terrein van onderwijs en lokale bedrijvigheid, zelfs onder de Taliban (zie dit artikel van Marten de Boer en anderen in de Volkskrant). Dit creëert immers alternatieven voor terreur. Alleen zo kan jihadistisch terrorisme bij de wortels worden aangepakt.

Andere blog posts:


Home

Willemijn Verkoren is Associate Professor Conflict Studies and International Relations at Radboud University Nijmegen, The Netherlands. She also works as a freelance researcher, author, adviser and lecturer. Her specialisations include conflict, peacebuilding and security policy.  Willemijn’s new book Uit de terreurspiraal: een nieuw perspectief op terrorisme was published in September 2021. 

Can’t find what you’re looking for? Use the search form to search the site.

Get new content delivered directly to your inbox.